
Zijspancross is een vorm van motorcross waarbij twee personen zo snel mogelijk proberen te rijden
op een crossmotor met zijspan. De ‘rijder’ bestuurt de motor en de zogenaamde ‘bakkenist’ in het
zijspan zorgt via zijn of haar eigen gewichtsverplaatsing voor de juiste balans. Beide personen voeren
hun taak in een samenspel zo uit met als doel om zo snel mogelijk een bepaald onverhard traject af te
leggen.
De crossbanen en het wedstrijdverloop bij de zijspancross zijn hetzelfde als bij de reguliere
motorcross. Dit wil zeggen dat de zijspancombinaties die deelnemen aan een wedstrijd starten op het
‘startveld’ vanachter het starthek. Nadat het hek is gevallen gaan de deelnemers op weg voor hun
wedstrijd op een motorcross baan. Een volwaardige motorcross baan telt een lengte van tussen de
1500 en 2000 meter en is, vanzelfsprekend, onverhard.

Om motorcrosswedstrijden te organiseren moet een circuit minimaal acht meter breed zijn. Echter is een circuit van twaalf tot vijftien meter
breed wenselijk om voldoende mogelijkheden tot inhalen te geven tijdens een wedstrijd.
Het circuit kent verder hindernissen zoals verschillende springbulten maar soms ook stukken waarin
flink omhoog geklommen moet worden, dan wel afgedaald van, een grote heuvel. Zo’n klim of
afdaling kan variëren van een kleine 10 meter lang tot aan wel een kleine 100 meter. Crossbanen
kunnen heel erg van karakter verschillen. Niet alleen door de aanleg of natuurlijke loop van een
terrein maar ook door de ondergrond. Het is een heel groot verschil of een baan zacht zand heeft als
ondergrond of een veel hardere bodem zoals in een bergachtige omgeving.

Een zijspancombinatie is een asymmetrisch voortuig. Dit houdt in dat elke beweging van de
zijspancombinatie zorgt voor een verstoorde gewichtsbalans. Als de rijder op de motor een bocht
neemt dan komen er zijwaartse krachten vrij. Als bijvoorbeeld het zijspan in een binnenbocht zit kan
deze omhoog komen en bij nog meer snelheid kan het zelfs zijn dat het zijspan met zo’n kracht
omhoog komt dat de gehele zijspancombinatie zijwaarts over de kop vliegt!
De oplossing voor dit balans probleem is tweeledig. Óf de snelheid verminderen zodat je niet omslaat
óf zorgen dat de balans beter behouden blijft door massa toe te voegen. Die laatste oplossing is te
realiseren door meer gewicht aan het zijspan toe te voegen op de juiste plek. Een zijspan die maar 20
kilo op het zijspanwiel drukt komt eerder omhoog in een bocht dan een zijspan die meer weegt en
waarvan er 50 kilo op het zijspanwiel zou drukken. Het toevoegen van gewicht op de juiste plek is dus
een goede oplossing om met een zijspancombinatie op redelijke snelheid bochten te nemen.
Met deze oplossing worden zijspannen bruikbaar in het dagelijkse verkeer om personen of goederen
van A naar B te verplaatsten.
Het toevoegen van ‘vast’ gewicht is wel een nadeel bij het versnellen van de zijspancombinatie. Meer
massa betekend ook dat er meer kracht nodig is om überhaupt in gang te kunnen komen en te
versnellen . Daarnaast is het voor de acceleratie veel beter als het gewicht wat zojuist als voorbeeld
werd toegevoegd aan het zijspan nu niet zou drukken of het zijspanwiel maar op de plek waar de
kracht vandaan moet komen, het achterwiel van de motor.
Om in alle situaties dus zo snel als mogelijk met een zijspan te kunnen rijden is verplaatsing van
gewicht naar een andere plek van de zijspancombinatie onvermijdelijk.

In de snelheidsport heeft de persoon in het zijspan, de zogenaamde bakkenist, die rol van de
verplaatsbare massa bijna volledig op zich genomen. Hij of zij moet zorgen dat het geheel in balans
blijft in de bochten, tijdens het remmen of versnellen én tijdens het nemen van een springbult door
steeds het eigen lichaam in een andere positie te brengen op de zijspancombinatie om ten alle tijden
te zorgen voor de perfecte balans.
In de zijspancross geeft de rijder gas, remt, stuurt én verplaatst waar mogelijk ook gewicht door niet
altijd zadelvast te blijven zitten maar met name in bochten net naast het zadel te hangen. Echter
komt de gewichtsverplaatsing voor zeker 90% van de bakkenist en dit gebeurt dus ten alle tijden en zelfs in de lucht als er een grote springbult is genomen. Als het zijspan in de binnenbocht zit dan
hangt de bakkenist letterlijk uit het zijspan om zoveel mogelijk gewicht aan de binnenzijde te krijgen.
Hoe zwaarder daar immers het gewicht op die plek, hoe sneller men de bocht kan nemen. Na de
bocht moet er zo snel als mogelijk meer snelheid gemaakt worden door het zijspan waardoor de
bakkenist snel zijn of haar gewicht moet verplaatsen richting de achterzijde van het zijspan nabij het
achterwiel. Als er een bocht is met het zijspan aan de buitenkant dan kruipt de bakkenist achter de
rijder en hangt aan de motorzijde uit.

Daarnaast moet de bakkenist op een crossbaan, die vanzelfsprekend nooit helemaal vlak is, altijd paraat blijven. Er kunnen onverwachte dingen gebeuren
door een bultje of een kuil waardoor bijvoorbeeld het zijspan ineens omhoog wil stuiteren. Hierdoor
moet de bakkenist weer ingrijpen, soms maar even kortstondig, maar echt van belang om niet te
crashen. Bakkenisten is daarom ook erg veeleisend, zowel fysiek als mentaal.
In de moderne zijspancross waarin de zijspancombinaties in totaal gewicht steeds verder afnemen
ligt de verdeling van het ‘sturen’ van deze machines in totaal op 50/50 qua aandeel door de rijder en
de bakkenist als het aangaat op het doel om zo snel mogelijk te rijden in een wedstrijd of een
trainingssessie. Beiden hebben dus in totaal ongeveer evenveel invloed op de manier hoe de
zijspancrossmachine zich beweegt over het crosscircuit. Zijspancross vergt daarom echt ’teamwork’
tussen rijder en bakkenist die elkaar feilloos moeten kunnen aanvoelen om tot de nationale- of
wereldtop te behoren. Eén misstap en de balans van de zijspancombinatie is immers zoek waardoor
men noodgedwongen snelheid moet minderen of in een erger geval zelfs een stevige valpartij
ondergaat.
Het motor crossen met een zijspan gebeurd op een zijspancombinatie. Dit is een motor en een zijspan
die in één en hetzelfde frame zijn gecombineerd. Een motor met zijspan als zodanig benoemd, dus
een motor met een los zijspan eraan gemonteerd, bestaat binnen de zijspansport al heel lang niet
meer.Het zijspan in de motorcross mag zowel rechts als links gemonteerd zijn. Men mag zelf kiezen aan
welke kant het zijspan moet zitten.
In de basis rijden combinaties uit landen waar het verkeer rechts rijdt, ook met een rechtse bak en
visa versa.

In de begin jaren van de zijspancross werden vaak zware tweecilinder viertaktmotoren
gemonteerd voor het zware crosswerk. Vanaf eind jaren tachtig werden echter opgeboorde 500 cc
eencilinder tweetaktmotoren, gemonteerd in veel lichtere frames, de norm. De huidige gebruikte
eencilinder tweetakt motorblokken, waarvan de beste blokken een vermogen kunnen leveren van
veel meer dan 100 PK, worden speciaal gemaakt voor de zijspanmotorcross.
In het nieuwe millennium verschenen er door technische innovaties weer zijspancrossers met
viertaktmotoren. In 2006 werd er voor het eerst sinds ongeveer 20 jaar weer een mondiale GP-
overwinning geboekt door een viertaktmachine en in 2009 werd de comeback van de viertakten
bekroond met een eerste Wereldtitel in de 22e eeuw.
Binnen de huidige zijspancross is de verdeling tussen de tweetakt en viertakt motoren zo ongeveer
gelijk. Een tweetakt is giftiger met vermogens afgifte maar weegt minder dan een viertaktmotorblok.
Een viertakt rijdt soepeler en is beter af te stellen maar wel complexer en dus storingsgevoeliger.
Een tweetakt gebruikt redelijk simpele techniek maar is wel erg slijtage gevoelig. De geprepareerde
viertakt is in de basis duurder maar minder slijtage gevoelig dan de tweetakt.
Al met al allerlei keuzes die zijspancrossteams zelf in overweging nemen om tot het besluit te komen
welk motorblok de zijspancombinatie moet gaan voortdrijven.

De zijspan-motocross is ontstaan in België en drong pas echt goed door in de rest van Europa na de
Tweede Wereldoorlog. De eerste wedstrijden in Nederland waren echter al voor de Tweede
Wereldoorlog op het landgoed “Duinrell” nabij Wassenaar. Tegenwoordig is er op deze plek een
pretpark, zwembad en vakantieoord.
In het jaar 1971 werd het eerste Europese kampioenschap voor de zijspancrossers gehouden dat men
de FIM-cup noemde. Een aantal jaren daarna werd dit echt onder de noemer van een Europees
kampioenschap verreden. Vanaf 1981 werd dit kampioenschap gepromoveerd tot het FIM
Wereldkampioenschap Sidecarcross.
Ondanks de WK-status bevindt de mondiale top zich met name in West- Midden- en Oost-Europa.
Echter wordt de sport wel degelijk beoefend op andere continenten, er zijn ook officiële
zijspancrosskampioenschappen in de Verenigde Staten en in Australië.
Een zijspancrosswedstrijd bestaat uit één of meerdere trainingen en een kwalificatie of maar één
gecombineerde kwalificatie/training voorafgaande aan de eigenlijke wedstrijd. De wedstrijd wordt
over twee of soms drie heats verreden en het team dat het beste resultaat behaalt over alle heats
wordt de winnaar van de wedstrijd.
Wedstrijden voor een lands- of districtskampioenschap bestaan uit kortere vaak gecombineerde
kwalificatietrainingen, en twee of drie heats. Ook wedstrijden op clubniveau of voor de classic-klasse
hebben zo een soort opzet. De meeste zijspancrosswedstrijden worden dan ook op één dag verreden.
Een Grand Prix voor het Wereldkampioenschap wordt echter over twee dagen verreden. De zaterdag
staat in het teken van de kwalificaties en op de zondag is de wedstrijd verdeeld over twee heats van
30 minuten plus 2 ronden.
Op zaterdag worden de deelnemende teams gesplitst. Men rijdt dan in groep A of B. Beide groepen
rijden één vrije training van 30 minuten en één pre-kwalificatie van 40 minuten. Vervolgens rijden
beide groepen een kwalificatierace van 20 minuten + 2 rondes. De winnaar van groep A mag op
zondag als eerste gekwalificeerde naar het starthek, gevolgd door de winnaar van groep B, dan de
tweede van groep A, de tweede van groep B enzovoorts. Op de zondag mogen er maximaal 30
zijspannen voor de eigenlijke Grand Prix van start. Het komt vaker wel dan niet voor dat er meer dan
30 teams zich hebben ingeschreven voor de Grand Prix. In dat geval moeten er teams afvallen die niet
mogen deelnemen op de zondag. Bij het geval van meer dan dertig ingeschreven teams
plaatsen de eerste 12 in de uitslag van wedstrijd groep A en B zich direct voor de Grand Prix. Dan zijn
er dus 24 teams gekwalificeerd na de kwalificatieraces en zijn er nog 6 plekken te vergeven.
Deze overige zes plaatsen, alsmede twee reserveplekken voor de zondag, worden verdeeld in een
‘last-chance’ kwalificatietraining van 40 minuten op de late zaterdagmiddag. De 6 teams met de beste
rondetijd mogen meedoen aan de wedstrijden op zondag. Nummer 7 en 8 van de last-change komen
op de reservelijst en vanaf plek 9 en verder valt men af voor verdere deelname.
Op de zondag is in de morgen nog een warm-up training van 20 minuten. De twee wedstrijden
beginnen om 13.15 en 16.00 uur plaatselijke tijd. De beide heats duren 30 minuten en 2 rondes. Aan
het einde van de dag heeft degene met de meeste punten, die worden behaald door een zo hoog
mogelijke klassering in de heats, de Grand Prix gewonnen. Degene die na alle Grand Prix de meeste
punten heeft mag zich Wereldkampioen Zijspanmotorcross noemen. De meest succesvolle coureur in
de geschiedenis van de zijspancross is de Nederlander Daniël Willemsen, die maar liefst tien keer
wereldkampioen werd.

Het wedstrijdbeeld per (zijspan)cross wedstrijd kan erg veel verschillen doordat motorcrosscircuits
verschillende soorten ondergrond kunnen hebben. De meeste circuits in Nederland bijvoorbeeld
bevinden zich in het oosten en zuiden des lands en hebben zo van nature zacht zand als ondergrond.
In landen als Duitsland en Frankrijk zijn er voornamelijk banen met harde grondsoorten, vaak
aangelegd in een omgeving met veel natuurlijk reliëf. Zijspancrossen in het zand gaat langzamer dan
op een harde ondergrond, maar is fysiek juist veel zwaarder dan het rijden op een harde baan.
Dit komt door de diepe en verraderlijke sporen die er ontstaan in een zanderige crossbaan waarop
zijspannen letterlijk met hoge zandfonteinen de grond steeds iets verder afgraven. Hierdoor kan de
crossbaan elke ronde weer net even anders zijn voor de deelnemers en dat maakt het wedstrijd
verloop vaak heel spectaculair. Op een crossbaan met een harde ondergrond ontstaan minder sporen
en zodoende wordt er ook harder gereden. Op dit soort banen, die vaak ook nog op bijvoorbeeld een
berghelling liggen, wordt er vaker en hoger gesprongen door de zijspannen dan op een zandbaan.
Op een zachte ondergrond graven de zijspannen zich dus soms letterlijk vast en spuiten metershoge
zandfonteinen in de lucht. Op de hardere banen ziet men geen zandfonteinen in de lucht maar wel
vaak de zijspannen zelf die metershoog kunnen zweven na bijvoorbeeld een technische
dubbelsprong.
Het is bijna een andere tak van sport om op een harde of zachte baan het snelste zijspancross team
te zijn. Om ooit de beste van de Wereld te kunnen zijn moet een team dan ook niet alleen ingespeeld zijn op elkaar maar ook op elke ondergrond, met elk zijn eigen karakter, goed uit de voeten kunnen.
