Al sinds de uitvinding van de motorfiets
was men bezig om een manier te vinden om de capaciteit van de
motorfiets te kunnen uitbreiden om meer mensen dan wel spullen te
kunnen vervoeren. Eerst bedacht men om achter de motorfiets meer ruimte
te creëren door een extra zitting te maken die als snel werd
veranderd naar een aanhangwagentje. Dit bleek toch niet de ideale
oplossing omdat spullen of mensen vies werden van de spray die
door het achterwiel werd opgeworpen en de uitlaatgassen die direct de
neus in gingen van eventuele passagiers achter de motorfiets.
Hierna bedacht men een concept waarbij er een zetel, letterlijk in dit
geval, voor op de motor werd geplaatst. Deze driewielers voldeden ook
niet omdat de stuureigenschappen waardeloos bleken te zijn (ga maar
eens op een bakfiets hard de bocht door...) en omdat de bestuurder van
de motorfiets moeite had met kijken doordat de passagier letterlijk
voor zijn gezicht zat.
In 1902 kwamen de Britten Fullford en Mills met een concept
waarbij aan de zijkant van de motor een 'koets' werd gemonteerd. Dit was
een revolutionair idee omdat er nog niet eerder op de wereld een Asymmetrisch
voertuig bestond of was ontworpen.
Dat Fullford en Mills de plank echter niet missloegen bleek al snel, de
'Side-car(riage)' bleek wel dé oplossing om meer ruimte te creëren op,
of eigenlijk aan, de motorfiets. Al snel deed het 'zij-span' in Nederland
en België ook zijn intrede alsmede de 'seiten-wagen' in Duitsland en spreidde dit
Britse fenomeen zich verder uit tot aan de Verenigde Staten en de rest
van de wereld.
Het zit nu eenmaal in de mens om hard te gaan. Dit kan men zelf doen,
hardlopen bijvoorbeeld, of met behulp van een voorwerp zoals een auto of
een boot.
Nadat de eerste zijspannen het levenslicht zagen bestond er daarom al
snel een groep mensen die juist ook op de motor met zijspan sneller
wilde zijn dan alle anderen.
Één van de 'Sidecarsistes' die deelnamen
aan de Grand Prix in Frankrijk van 1913. (foto 'Het motorrijwiel')
Tien jaar nadat het zijspan het levenslicht zag werd er al een wedstrijd
verreden voor deze klasse tijdens de wegrace GP van Frankrijk in 1912 en de
jaren nadien. De zijspannen deden voor het eerst hun intrede
tijdens de befaamde TT-races op het eiland van Man in 1924.
Frankrijk had een voortrekkersrol op het gebied van de 'weg'-racerij
omdat men Grand Prix organiseerde op tijdelijk afgesloten stukken weg.
In Engeland was het verboden, met uitzondering van het eiland van
Man, om races op straat te houden. Daarom bedacht men in Engeland andere
varianten van competitie met motoren zonder het gebruik van de reguliere
weg. De zogenaamde 'Scramble', een wedstrijd over het terrein en de
voorloper van de motorcross, deed zijn intrede alsmede grasbaan/speedway
races en
trails. Weldra bemoeide de zijspanliefhebber zich ook met dit soort
wedstrijden. Ook in Nederland en België reden er zodoende
zijspancombinaties in wedstrijdvorm in de jaren 20, 30 en 40 van de
vorige eeuw.
Men gebruikte hetzelfde zijspan voor elke discipline;
snelheidswedstrijden op de weg, op sintelbanen en op onverhard en ruig
terrein.
Door het alsmaar toenemende motorvermogen veranderde de rol van de
passagier tijdens snelheidswedstrijden in het begin van de jaren 30 in de vorige eeuw naar 'bakkenist'. In plaats
van passief in de bak te zitten werd er van de bijrijder nu gevraagd om
uit te gaan hangen bij bochten zodat de zijspancombinatie niet zou
omslaan. Mede door dit feit werden de zijspannen waar men wedstrijden
mee reed ook aangepast zodat de bakkenist zijn 'werk' goed kon
uitvoeren. Het zijspan aan de motorfiets werd in feite ontdaan van de
bovenkant en er werden beugels bevestigd waaraan de persoon in 'de bak' zich kon
vasthouden.
Voor de Tweede Wereld Oorlog hadden de
zijspanwedstrijden op het terrein nog geen officieel tintje in
Nederland. Het waren vaak op zichzelf staande wedstrijden. Zo deden de
zijspannen al in 1936 mee tijdens de terreinwedstrijden op het landgoed
Duinrell. Deze wedstrijden werden weliswaar met medewerking van de KNMV
georganiseerd maar kenden geen status in de zin van 'kampioen van
Nederland' of iets dergelijks.
Al sinds 1934 kende men in Nederland wel al een officieel Nederlands
kampioenschap 'Terreinwedstrijden'. Dit werd telkens op één dag
verreden en in 1934 was de primeur op de LeusderHeide.
De zijspanklasse was in de eerste jaren bij het Nederlands kampioenschap
'Terreinwedstrijden' echter niet
aanwezig.
Na de Tweede Wereld Oorlog kwam daar verandering in. Op zaterdag 26
oktober 1946 werd het Nederlands kampioenschap 'Terreinwedstrijden'
verreden in Wassenaar op landgoed Duinrell met deelname van de
zijspanklasse.
Een echte 'motorcross' was het niet echt bij de zijspannen. Al
sinds 1934 begon men in Nederland met massastarts bij de
terreinwedstrijden en werd de motorcross geboren zoals wij hem vandaag
de dag nog steeds kennen. Met z'n allen van start en de eerste deelnemer
die finisht na een bepaalde tijd of aantal rondes is de winnaar.
Op Duinrell werd bij de zijspannen echter dus niet massaal gestart. Dit was
waarschijnlijk omdat men vlak na de start via een open hek door een
afscheiding moest rijden dat de deelnemers het bos en de duinen in leidde.
Bij de zijspannen werd een goede oplossing bedacht om toch 'eerlijk'
tegen elkaar te kunnen racen. Men reed eerst een voorronde waarvan de
tijd werd gemeten. De snelste zijspan startte als eerste. Vervolgens
ging het tweede zijspan van start en wachtte deze met wegrijden precies
zoveel seconden het verschil bedroeg met de voorronde van de nummer één. Degene die als
derde van start mocht wachtte weer evenveel seconden als het verschil
met de snelste ronde van de tweede zijspan etc.
Deze dag gaat niet alleen de geschiedenisboeken in als eerste
'zijspancross' kampioenschap van Nederland maar ook omdat men voor het
eerst een landenwedstrijd had opgenomen tussen Nederland,
België en Engeland bij de solo-motoren. Deze wedstrijd was er
gekomen op initiatief van de Belg Jaques Ickx (de vader van latere
autosportlegende Jacky Ickx) en Piet Nortier (promotor van de auto- en
motorsport in de breedste zin van het woord) en was de feitelijke
geboorte van de 'Motocross des Nations'.
Nederland vaardigde twee solo teams af voor deze wedstrijd. In Nederland
'A' zat Piet Knijenburg uit Wassenaar. Waarschijnlijk was Piet niet het
meest fitte teamlid van team Nederland want in de twee uur voordat zijn
500cc race begon werd hij bij de zijspannen Nederlands Kampioen door te
winnen in de klasse onder 600cc met zijn BMW met Hollandia zijspan.
Rotterdammer Van Herk won bij de zijspannen boven 600cc op zijn dikke
1200cc Harley Davidson.
Deelnemerslijst Zijspanklasse in het
programma boek van de terreinwedstrijden te Duinrell 26 oktober 1946.
Men vermelde alleen de rijder en niet de bakkenist, dit was toentertijd
ook bij andere zijspanwedstrijden gebruikelijk. Onder de
deelnemerslijst de uitleg omtrend de startprocedure (Afruk programma
boek uit eigen archief)
Het kwam in deze tijd zo vlak na de Tweede Wereld
Oorlog trouwens veel vaker voor dat een zijspancrosser ook mee deed in
één van de solo-klassen, vaak om wat meer prijzen- en startgeld binnen
te halen want met het zijspancrossen zelf kon men dat wel vergeten. De
zijspancross raakte hierdoor steeds minder in trek na de Tweede Wereld
Oorlog in Nederland.
Dit komt ook mede door het feit dat men binnen de motorsport zich meer
begon af te splitsen onderling.
De verschillende wedstrijdmachines werden steeds verfijnder en meer
verbeterd voor ofwel op de weg of op het overharde.
Piet Knijnenburg werd in 1946 Nederlands kampioen op een motor met
zijspan waarmee hij de volgende keer weer gewoon meedeed
aan een wegrace.
Zo debuteerde latere Nederlands-kampioen zijspancross Henk Steman op een
zijspan in 1947 op het vers aangelegde asfalt van Zandvoort. Het zijspan
rijden beviel blijkbaar zo goed dat Steman twee weken later
mee deed aan de (gras)baanraces in Alkmaar, uiteraard met precies
hetzelfde motor en zijspan!
Een kleine 15 jaar later was het duidelijk dat de zijspancombinaties
zich in elke discipline afzonderlijk hadden doorontwikkeld en was van
de situatie zoals die van Knijnenburg met zijn 'all-round' zijspan in
1946 bijna geen sprake meer.
Door deze ontwikkeling verdween in feite de zijspancross volledig in Nederland aan
eind van de jaren 40/het begin
van de jaren 50.
In België echter, bleef de zijspancross wel leven.
De latere 'nestor' van de zijspancross in België, Leon Liekens, is
begonnen als solo-crosser. Echter maakte hij in 1952 de overstap naar
de zijspannen. De crosser uit Wiekevorst, nabij Antwerpen, besloot
hiertoe nadat hij nét niet het niveau van de top drie kon
bereiken bij de 500cc internationalen. Maar ook omdat hij de 'sidecars'
gewoon leuk vond; in 1947 was Liekens al 'verliefd' geworden op
de zijspancross toen hij samen met zijn vader Gerard aanwezig was
als toeschouwer van een motorcross in de buurt van Wiekevorst.
Zijspancross in België in het begin van de jaren
vijftig. Er zijn alleen nog maar open helmen dus tegen de stof heeft
deze bakkenist maar een doekje voor de mond gedaan. (foto archief Rik
Claes)
In 1952 begon Liekens dan daadwerkelijk zijn zijspancrosscarrière, nadat een
jaar eerder de zijspannen in België een officiële kampioenschapstatus kregen.
Hiernaast bleef Liekens tot aan 1961 ook in de 500cc klasse mee rijden in de
sub-top, aan de ene kant om meer startgeld te kunnen krijgen en aan de
andere kant gewoon omdat hij er 'schik' in had. De zijspanklasse echter
was voor hem het allerbelangrijkst vanaf 1952.
Overigens was het niet ongewoon dat de zijspanrijders in de jaren
50 ook mee reden in de andere klassen.
De Belgische zijspankampioen van 1957, Roger Van Lerberghe, schroefde na zijn zijspanrace zelfs zijn zijspan van
de motorfiets om ook in de 500cc klasse te kunnen starten!
Grootmeester Leon Liekens
wist uiteindelijk twaalf keer zijspancrosskampioen van België te
worden. Uiteraard ging dit allemaal niet vanzelf waardoor Liekens zich
het zijspancrossen meer en meer eigen begon te maken. Ook verbeterde hij
veel aan de ophanging voor het zijspan aan de motorfiets en aan het
zijspan zelf om deze functioneler te maken voor
alleen de discipline zijspancross.
Leon Liekens had zijn eigen autohandel en was een fanatiek sleutelaar.
Daardoor kon hij veel tijd steken in het verbeteren van het zijspan.
Daarnaast was hij sinds die ene keer in 1947 dat hij de sidecars voor
het eerst zag ook gewoon erg enthousiast over de zijspan motorcross en
hielp iedereen met vragen beantwoorden of oplossingen zoeken als het de
'sidecars' betrof.
Zijspancross kampioen 1957 Roger Vanlerberge op
zijn FN-fabrieks fiets die hij mét en zonder zijspan gebruikte om te
crossen. Let ook even op de kleding van Vanlerberghe als wel zijn
bakkenist met gympen!
Het aandachtig kijkende publiek staat in het zondagse kostuum te
genieten van de 'sidecars' (foto archief Rik Claes)
Iemand die uiteindelijk veel profijt heeft gehad van het enthousiasme
van Leon Liekens is de
Nederlander Ben Snijder. Snijder was een motorsport man in hart en
nieren en nam vanaf 1948 op solo machines aan praktisch elke discipline
deel. Acht jaar na het begin van zijn motorsportcarrière had Snijder een
aanrijding met een auto tijdens de training van een kampioenenrit.
Hierdoor brak Snijder beide benen en een lange revalidatie volgde.
Tijdens dit herstel bedacht Snijder al dat hij nimmer de helm aan de
wilgen kon gaan hangen en wilde hij overstappen naar de zijspannen. In
die tijd was rijden met een zijspan immers minder belastend voor de
benen van een
coureur dan rijden met een solo-machine.
In 1957 nam Snijder daarom het verzoek van de KAMV Mortsel in België,
de club waar Leon Liekens ook lid van was, om
eens deel te nemen aan een zijspancross zeer serieus en bouwde hij zijn
eigen zijspan voor aan zijn motorfiets. Snijder ging vervolgens richting
België en nam daar deel aan zijn allereerste zijspan-motorcross in het
voorjaar van 1957. Sinds die tijd was Ben Snijder verkocht en werd in
feite de 'nestor' van de Nederlandse zijspancross. In hetzelfde jaar was
er in Nederland de eerste echte zijspancross te zien in Schijndel. Het
was een losse wedstrijd die voor geen kampioenschap meetelde maar de
meeste Belgische zijspancrossers waren naar Schijndel getogen om daar de
Nederlanders eens te laten zien wat zijspancrossen was.
Op 3 mei 1959 was er opnieuw een wedstrijd in Nederland voor de
'sidecars', en wederom te Schijndel. Dit maal was deze wedstrijd meer
van internationaal karakter dan de die van 1957.
Door de inspanningen van de organiserende club en Ben Snijder
stonden er tientallen crossers met zijspan eraan gemonteerd klaar om het
pleit in hen voordeel te beslechten. Onder de deelnemers een aantal
Brabantse Nederlanders die enthousiast waren geworden over de
zijspancross via Ben Snijder. Hiernaast stond ook de Franse kampioen
Robert Perlin aan de start maar veel al waren het de Belgen die het
startveld vulde. Leon Liekens ging met de overwinning aan de haal maar
niet zonder dat Snijder en Perlin hem het vuur aan de schenen legde.
Schijndel 1959. Grootmeester van de zijspancross in
de jaren vijftig en midden jaren zestig Leon Liekens wint de eerste
zijspancross van waarde na WO II in Nederland. Let ook even op de manier
van insturen van Liekens. Op zijn Matchless zat uiteraard nog geen
stuurdemper die geschikt was voor de zijspancross dus veelal moest er
met flinke kracht aan het stuur worden getrokken om de motor met zijspan
de juiste hoek in te krijgen.
Liekens was hier een meester in en wist meermalen via de binnenbocht
tegenstanders van formaat op deze manier te verschalken. (foto 'vzw
Heemkring, Wiekevorst, ons dorp. Herfstnummer 2007')
Deze wedstrijd in Schijndel betekende het
startschot voor de (her)'opleving' van de zijspancross in Nederland en
doordat steeds meer lieden die bevangen waren door het
zijspancross-virus enthousiast bleven doorgaan met het 'promoten' van
hun sport werd uiteindelijk in 1961 het eerste 'echte' officiële
Nederlands kampioenschap zijspancross verreden.
Elders in europa was de zijspancross zich rond deze jaren ook aan het
ontwikkelen.
In Frankrijk was er sinds 1956 al een kampioenschap, verreden over drie
locaties. Ook hier lagen de Belgen ten dele aan ten grondslag. Al in
1954 trokken de Belgische cracks zoals onder andere Liekens,
Vanlerberghe, de Waal Frennay en de eerste Belgische zijspancross
kampioen Karel Dom uit Kasterlee, richting Frankrijk.
In dat jaar stond er geen maat op de Belgische 'sidecarsités', de
Fransen leken wel stil te staan vergeleken met de Belgen. Het Franse
publiek was echter dol enthousiast geworden van de zijspancross met al
die snelle Belgen erbij en de populariteit van de zijspanklasse steeg
daardoor snel.
Niet in de laatste plaats omdat de Belgen vaker richting Frankrijk togen
met hun auto en met zijspan gevulde aanhanger. Dit was in de jaren
vijftig nog een hele klus zonder mooie snelwegen en mét strenge
douanecontroles (veel al tegen het smokkelen van goederen zoals
brandstof bijvoorbeeld).
Echter kregen de Belgen voor zo'n moeilijke reis wel wat terug.
Buiten een wedstrijd op een mooie locatie met veel publiek kregen
zij dikke startpremies van verschillende Franse organisatoren.
In Groot Britannië is er al sprake van een 'scramble', een terrein
wedstrijd vergelijkbaar met enduro wedstrijden, met zijspannen in het
jaar 1937. Deze wedstrijd stelde nog niet zo heel veel voor met maar
vijf deelnemers waarvan en één met waarschijnlijk typische Engelse
tongval verklaarde dat hij zichzelf 'uitstekend had vermaakt zonder echt
te hoeven haasten'.
Langzaam aan groeide het deelnemersveld van deze wedstrijden en zelfs
ten tijde van WO II werd er nog gereden. Deze wedstrijden werden echter
wel allemaal als 'trainings'wedstrijd aangeduid. In de jaren vijftig
waren er bij elke Engelse wedstrijd zo rond de tien zijspannen aanwezig.
Het heeft evenwel tot aan 1965 geduurd voordat er in Groot Brittannië
voor het eerst een door de Engelse bond ACU georganiseerd zijspancross
kampioenschap plaats vond. Dit kampioenschap werd verreden over 5 rondes
en gewonnen door de gebroeders Roy en Stan Price
De eerste Britse kampioenen Roy en Stan Price op
hun Triumph. Bakkenist Stan stond zat vaak met een brede grijns te
bakkenisten. (foto boek 'Leon Liekens, de ongekroonde wereldkampioen')
In Scandinavië kwam de ontwikkeling van de zijspancross ook pas op echt
op gang na WO II. In Denemarken is er in 1965 voor het eerst een
officieel kampioenschap dat wordt gewonnen door Henning Skarving en
één jaar later volgt in Zweden het eerste officiële kampioenschap dat
wordt gewonnen door de gebroeders Stromberg.
In Zwitserland en Oostenrijk werden er ook al wedstrijden verreden vanaf
eind jaren vijftig. De Belg Leon Liekens reed al in 1957 een wedstrijd
in Oostenrijk waaraan verschillende zijspannen uit de Alpenlanden
deelnamen.
In Zwitserland werden wegraces na 1955 verboden (nadat tijdens de
Franse 24u. van Le Mans voor auto's een groot ongeluk had plaatsgevonden
met meer dan 80 dodelijke slachtoffers waarvan het overgrote deel
publiek) en dat had zijn positieve weerslag op de motorcross omdat
vroegere wegracers noodgedwongen moesten overstappen naar de motorcross.
Het duurde echter tot aan 1970 voordat er in Zwitserland pas een echt
officieel kampioenschap zijspancross werd georganiseerd.
De Duitsers bleven aanvankelijk qua zijspancross ontwikkeling een beetje
achter, niet dat de Duitsers niet van zijspannen hielden, zijspannen
reden er juist volop.
Echter vooral op de wegrace-circuits en op de grasbaan en speedway
wedstrijden.
De baanwedstrijden deed men onder andere met de in de jaren vijftig
uitgevonden Schwenkker-Gespannen. Hierbij bestuurde de bakkenist
de hele zijspancombinatie door aan een stuurtje of hendel in de bak te
draaien waardoor de hele zijspancombinatie in een bepaalde hellingshoek
werd gebracht en zo kwam men de twee 180 graden bochten door. Dit ging
erg hard natuurlijk maar was ook erg gevaarlijk en sinds 1972 zijn deze
'moordende' zijspannen, er vlogen simpelweg teveel van dit soort
zijspannen het publiek in, dan ook verboden in Duitsland.
De zijspancross begon pas echt te leven in Duitsland in het midden van
de jaren zestig toen verscheidene solo-crossers met hun dikke viertakten
besloten te gaan zijspancrossen door een zijspan aan hun solo machine te
monteren nadat in de solo-motorcross de lichte twee-takt motoren aan hun
opmars begonnen. Sinds 1970 bestaat er een officieel, toen nog,
West-Duits kampioenschap zijspancross.
In het 'Oostblok' wordt in de 50-er jaren ook al
met zijspannen gecrosst.
Het staat vast dat in Letland, toen nog onder overheersing van Sovjet
Rusland, een aantal wedstrijden waren in het midden van de jaren
vijftig.
De Russen zelf beginnen ook met zijspancrossen in deze periode.
Natuurlijk mede door het feit dat zij hun eigen volledige zijspan hebben
kunnen maken aan het begin van WO II, de Ural.
Dit is in feite gewoon een nagebouwde BMW-zijspancombinatie waarvan de
Sovjets de tekeningen kregen in het kader van het 'niet aanvals-verdrag'
met Nazi Duitsland uit 1939.
Vanaf 1963 bestond er in de Sovjet Unie een soort van officieel
kampioenschap zijspancross.
In Tjechië, toen nog Tsjecho-Slowakije geheten ,werd vanaf de jaren
zestig ook met zijspannen gecrost.
De Nederlander Ben Snijder ging een aantal keer naar het Communistische Oost-Europese
land om daar deel te nemen aan wedstrijden in de jaren zestig tegen de Tsjechen
op hun eigenbouw zijspannen, veelal met Jawa-motorblokken, en de Sovjets
met hun Urals. Vanaf 1973 werd er een officieel kampioenschap
georganiseerd in Tjecho-Slowakije.
Met al die landen waarin de zijspancross zich min
of meer apart ontwikkelde, behoudens dan Nederland en Frankrijk waar de
Belgen zeker hebben bijgedragen tot de ontwikkeling, zou het
natuurlijk niet lang meer duren voordat men elkaar over de grens zou
gaan bestrijden. Dit gebeurde al wel in de jaren vijftig, maar dan op
kleine schaal waarin dus vooral de Belgen richting Frankrijk trokken en
een enkele keer naar Nederland kwamen.
In de jaren zestig begonnen de zijspancrossers uit Zweden, Frankrijk,
Nederland, België en Engeland pas echt goed met elkaar de degens te
kruizen en zou de internationale zijspancross weldra groeien tot een daadwerkelijke internationale competitie.
|