De racesport is bij uitstek een sport die bestaat uit een kern
gepasioneerde liefhebbers.
Een klein deel hiervan neemt daadwerkelijk actief deel aan het racen,
echter het overgrote deel geniet passief van de racerij. Hoe het ook
zij, zonder fatsoenlijke accommodaties en circuits komt de groep
liefhebbers nergens.
Buiten de kern echte liefhebbers trekt de racerij daarnaast nog altijd veel andere mensen aan.
De snelheid en heroiek van het racen blijft immer tot de verbeelding spreken.
Dan was vroeger zo en thans nog steeds, auto- en motorsporten blijven de best bekeken sporten ter wereld.
Precies die twee zaken, dus liefhebbers die een permanente
circuit wilden en de aantrekkingskracht op de mens van het racen ansich, kwamen in een merkwaardige
cocktail samen net ná de Tweede Wereld Oorlog in Zandvoort.
Zo werd uiteindelijk op 7 augustus 1948 met de 'Prijs van Zandvoort voor internationale racewagens'
het eerste permanente racecircuit van Nederland geopend.
De drang om te racen op een echte racebaan
Sinds dat er gereden kan worden met auto's en motoren bestaat er al de
behoefte om te racen. Men wilde simpelweg de snelste zijn. Frankrijk
was één der pioniers op het gebied van de organisatie van
racen in wedstrijdvorm. Op de openbare weg reed men van stad A
naar stad B en weer terug. Diegene die als eerste terug was won de race.
Zodoende was de eerste wedstrijd waarin
automobielen in Nederland 'racend' te zien waren ook een stedenrit. De
wedstrijd Parijs-Amsterdam-Parijs ging op 7 jui 1898 van start en
bracht de deelnemers via Dinant en Nijmegen van Parijs naar Amsterdam
en weer terug.
Deze 'race' was op initiatief van de Nederlandse automobiel importeur Aertnys
die dacht dat het wel een stunt van jewelste was om nu eens een rit te
organiseren die ook door Nederland zou voeren. De Franse automobielclub
reageerde in eerste instantie niet heel enthousiast om in het natte,
koude en drassige polderland te gaan rijden. Echter drong Aertnys aan
bij de Fransen en opende bij hen de ogen met het feit dat Nederland plat
was en men zo op vlakke wegen een hoge snelheid kon bereiken.
In de
jaren erna werden er langzaam maar zeker meer en meer auto's en motoren
verkocht en zodoende groeide ook deelnemers aan de in de kindschoenen staande auto- en
motosport.
Zo werd in Scheveningen bijvoorbeeld al een aantal keer voor de Eerste
Wereld Oorlog een sprintwedstrijd georganiseerd waarbij de
deelnemers in tweetallen met hun auto tegen elkaar streden en zo snel
mogelijk van het Kurhaus naar de kop van de haven moesten rijden.
De
periode van de Eerste Wereld Oorlog bracht uiteraard een flinke dip in
het normale leven in West-Europa, zo ook in de net ontstane racesport. Echter
al snel na de Eerste Wereld Oorlog begon men weer de behoefte te hebben
om tegen elkaar te strijden en zo snel mogelijk te kunnen rijden.
Op het gebied van de autosport begon langzaam maar zeker ook weer
een aantal kleinschalige initatieven in Nederland. Er vonden
races
plaats op sintelbanen en op de ,soms deels afgezette, openbare weg. Ook
waren er sprints of zogenaamde 'concours d'elegance', een soort
dressuur wedstrijd voor de heilige koe waarbij uiterlijk vertoon
veel belangrijker was dan pure snelheid of rijvaardigheid.
Voor liefhebbers van het racen op motoren was er al iets meer om handen
tussen de beide Wereldoorlogen. In 1925 werd in Rolde de eerste 'rit'
voor de Toeristen Troffee door de Asser motorclub georganiseerd.
Deze voor de lokale en nationale overheden aangekondigde 'rit' was in
feite een verkapte eerste echte motorrace. Dit bleek een succes en
sedert die tijd bleef men jaar na jaar de inmiddels mondiaal
legendarisch geworden 'TT van
Assen' organiseren.
Waar de motorliefhebbers zo al echte wedstrijden hadden in Nederland,
zo moesten de auto-race liefhebbers in den lande uitwijken naar de
Belgische Ardennen waar te Spa-Francorchamps al reeds in de jaren
twintig races werden georganiseerd op afgesloten openbare wegen.
In 1927 werd in de Duitse Eiffel de Nurburgring geopend. Een 24
kilometer lange permanete racebaan waardoor Nederlandse automobiel
racers in het nabije buitenland terrecht konden om ook wat trainingsritten te kunnen
maken.
Echter wilde men ook maar wat graag een permanent circuit in Nederland om met de auto te kunnen racen.
In en rond Arnhem was men aan het begin van de jaren dertig bezig met
project 'Auto Baan Celeritas'.
Er verschenen uiteindelijk drie plannen die allemaal een brug te ver bleken te zijn.
De kosten waren veel te fors voor
investeerders, juist nu net de wereldwijde economische crisis van de
jaren dertig zijn intrede ook deed. Het eerste plan behelste een parcours
van rond de 35 kilometer,een tweede geplande baan nabij het Rozendaalse
Veld was 25 kilometer lang en het laatste plan was 'nog maar' een ruime
15 kilometer.
De tegenwoordige lezer denkt trouwens al snel dat de lengte
van deze trajecten veel te fors is. Echter in die tijd zeker niet
vreemd, met als voorbeeld ook de eerder genoemde 24 kilometer lange
Nurburgring die in 1927 werd geopend.
In diezelfde jaren dertig is de Utrechtste student en
raceliefhebber Hans Hugenholtz dan al reeds druk bezig met het plannen
en doorgronden van racebanen. Hugenholtz was van mening dat een
circuit niet persé van hele grote lengte moest zijn, ook een racebaan
met een lengte van rond de vijf kilometer zou uitdagend genoeg kunnen
zijn.
Samen met één der voorvechters van de eerdere Arnhemse circuit plannen, Dr.Wessels, richt hij de NAM op.
Dit stond voor 'Nederlandsche Auto- en Motorrijbaan'. De NAM had
uiteindelijk concrete plannen om nabij landgoed de Krakeling te Zeist
een circuit aan te leggen. De grond werd in 1943 daadwerkelijk aangekocht en
ook werden er paaltjes geslagen en werd het gehele traject opgemeten.
Veel verder kwam men echter niet.
Net na de Tweede Wereld Oorlog
vond men het ridicul om in tijden van de wederopbouw energie te stoppen
in een nieuw te bouwen circuit in Zeist. Alleen de gemeente zelf was niet onwelwillend, maar daar bleef het dan ook bij.
Zo staakte de NAM de circuit
plannen in Zeist en volgde met grote intresse de ontwikkelingen in Zandvoort waar men na de Tweede Wereld
Oorlog
juist wel bezig is met het bouwen van een circuit.
In Zandvoort is de
situatie anders dan in Zeist.
Juist in het door de Duitsers zwaar
verwoeste Zandvoort maakt de bouw van het racecircuit zelfs onderdeel
uit van de wederopbouw plannen.
Het ontstaan van de autosport in Zandvoort
Zandvoort is van oudsher een vissersdorp.
In
de 19e eeuw echter kwam hier langzaam maar zeker verandering in.
Men ontdekte dat het gegoede deel van de bevolking steeds vaker hun
vrije tijd aan zee wilde doorbrengen om zo de steeds drukkere en
industriele steden even links te laten liggen. Bovendien ontstond
in de 19e eeuw
ten noorden van Zandvoort de nieuwe plaats IJmuiden. In
IJmuiden, liggend aan de monding van het pasgegraven Noordzeekanaal,
werd de visserij groter en groter onder andere door de voor die tijd
zeer moderne vishal.
De visserij verdween op deze manier volledig naar de achtergrond
en het toerisme zou voor Zandvoort 'aan zee' de eerste bron van
inkomsten worden.
Tot aan het einde van de 19e eeuw was Zandvoort een badplaats voor de
gegoede burgerij en oude adel uit vrijwel heel Noordwest Europa.
Keizerin Sissi van Oostenrijk bijvoorbeeld kwam graag in 'haar'
Zandvoort aan zee.
Na 1900 kwam er ook steeds meer en meer dagtoerisme van de reguliere
stadsbevolking waardoor het meer houdaine en deftige publiek steeds
vaker weg bleef uit Zandvoort. Het uitbreken van de Eerste Wereld
Oorlog was uiteindelijk de nekslag waardoor de Europese aristocratie
niet meer naar Zandvoort zou komen.
In 1925 kwam er
een nieuwe burgemeester naar Zandvoort, Henri van Alphen. Van Alphen
was een zoon van een bankier en werd bekend als een aristocratisch
bestuurder, standvastig en visionair.
De geboren Arnhemmer raaktte verknocht aan het dorp aan de zee. Van
Alphen begreep ook dat het toerisme de economische motor van het dorp
zou blijven, zowel op de korte als op de lange termijn.
Aan het eind van de jaren dertig werd in Zandvoort op aanraden van het
gemeentebestuur de plaatselijke VVV een semi-overheidsinstelling. In
1938 namen drie raadsleden plaats in het bestuur van de VVV en
burgemeester Van Alphen werd voorzitter.
Van Alphen had een duidelijke visie over het toerisme en te varen koers
en gooide radicaal het roer om. Zandvoort moest weer groot gaan denken.
Het moest weer die
badplaats van welleer zijn met internationale allure.
Een aantal
belangrijke ingredienten, naast uiteraard de ligging aan een zandstrand
en zee, waren ook nog steeds aanwezig. Er stond in de jaren dertig van
de vorige eeuw nog steeds een prachtig Kurhaus voor de gegoede
bevolking en bovendien beschikte Zandvoort nog steeds als enige
Nederlandse kustplaats over een eigen treinstation op 200 meter van de
zeereep. Hierdoor was het dorp via het spoor ook ver buiten de eigen
regio en zelfs landsgrenzen goed te bereiken.
Van Alphen voorzag de extra aandacht voor Zandvoort in het organiseren
van grote sportevenementen waarbij met name de spectaculaire racerij
aandacht had. Het organiseren van dit soort grote events zou Zandvoort
extra op de kaart moeten zetten was de doordachte visie van Van Alphen.
Hij had hierbij bijvoorbeeld terug gekeken naar de Franse
badplaats
Deauville dat zichzelf op deze manier op de kaart had gezet in 1936.
In 1936 werd in het Normandische Deauville een Grand Prix voor renwagens georganiseerd.
Deze Grand Prix werd uiteindelijk voor
de directe betrokkenen trouwens een ramp. Het circuit was te smal en
ongeschikt. Een grote crash maaktte een einde aan het leven van de
in die tijd populaire Franse coureur Marcel Lehoux. Leider Farina kwam
met zijn Alfa juist achter Lehoux terrecht bij een versmalling en zo
raakte de Italiaan per ongeluk de boldide van de Fransman. Beide wagens
raakte uit koers en sloegen over de kop waarbij Lehoux uit zijn wagen
werd geslingerd en direct overleed aan zijn verwondingen.
Even eerder was de Maserati van Raymond Chambost al in
één van de veel te scherpe bochten over de kop
gegaan, ook Chambost overleed daags na de race in het ziekenhuis. Door
de slechte staat van het wegdek en de veel te scherpe bochten alsmede
versmallingen kwamen er uiteindelijk maar drie auto's aan de finish.
Niet alleen voor de deelnemers was de GP van Deauville een ramp
geworden maar ook voor de organisatie van de race die met een fikse
schuld bleef zitten. Het negatieve banksaldo werd mede veroorzaakt
doordat er talloze vervalste entree-bewijzen door andere partijen aan
toeschouwers waren verkocht.
Er was ook niet meer tegen aan te verkopen en controleren op de racedag zelf, zo populair bleek het evenement.
De aanloop was dusdanig massaal dat de plaatselijke krant sprak van een vergelijking met een grote zwerm wespen.
En farce of niet, er was naast de massale toestroom van publiek ook veel (inter)nationale aandacht voor deze Grand Prix. (Op youtube is bijvoorbeeld nog dit Engelstalig nieuws-item uit die tijd te vinden over de GP Deauville van 1936)
De organisatie van zo'n een grote race bracht dus veel aandacht en dat
was precies wat de Zandvoortse burgemeester Van Alphen zo aansprak.
De aantrekkingskracht van zulke evenementen. Dit was wat
Zandvoort nodig had. Dat zou Zandvoort goed op de kaart zetten.
Van Alphen wilde een primeur waardoor Zandvoort echt in de spotlights zou komen te staan.
Hij wilde de eerste echte grote race
voor automobielen in Nederland laten plaatsvinden in zijn zetelplaats.
Een echte autorace was er in die tijd nog niet geweest in
Nederland. Er waren in de jaren dertig wel wat 'zwarte' races geweest
en in
1938 was er wel een groots aangepakte wedstrijd geweest onder toezicht
van de KNAC, de
Koninklijke Nederlandse Automobiel Club.
Deze race nabij Oldebroek in
de Veluwe werd echter een fiasco. De race in Oldebroek bleek geen race te zijn maar meer een soort
verkapte terrein wedstrijd. Het werd in iedergeval allerminst wat de betrokken
voor ogen hadden.
De visie van burgemeester Van Alpen vond zo al snel aansluiting bij de enigsinds
getergde KNAC die zo snel mogelijk de slechte smaak van die mislukte race van 1938 wilde weg spoelen.
Van Alphen en de KNAC sloten zodoende de handen
ineen om samen in juli 1939 de eerste echte autorace te organiseren in
Zandvoort.
Van
Alphen en de KNAC vonden hun traject uiteindelijk aan de noordoost-kant
van Zandvoort waar een paar aangelegde wegen voor de toekomstige
uitbreiding van het dorp geschikt werden bevonden.
De huidige Van Alphenstraat, Van Lennepweg, Nicolaas Beetslaan en de
Vondellaan vormden een soort 8-vormig circuit waarop gereden zou
worden.
De
KNAC stemde met deze reële plannen in zodat er een simpele
pitsstraat werd gecreëerd en er houten tribunes langs het traject
konden worden neergezet. Op 5 mei werd een een motorrace georgniseerd
op het traject door de KNMV, reeds al door het houden van meerdere
motorraces op dat moment bekender met het organiseren van
race-evenementen dan de KNAC.
Echter op 3 juni 1939 werd dan de eerste échte officiële autorace van Nederland verreden; 'De Prijs van Zandvoort'
De race
bleek een daverend succes te zijn. De tribunes waren volledig gevuld en zelfs
Prins Bernhard van Oranje was aandachtig toeschouwer en reikte de prijs uit aan
winnaar Piet Nortier. Het was dan wel een race voor toerwagens maar toch kon
het Nederlandse publiek voor het eerst kennis maken met de snelste internationale
racewagens die er destijds bestonden door een demonstratie van de Duitse
coureurs Stuck en Von Brauchitsch die hun, volgens de plaatselijke krant,
‘monsterwagens’, flink lieten brullen. Een sensatie van jewelste!
De Zandvoorter Badcourant uit 1939 schrijft verder over de race dat de
inwoners van Zandvoort deze ‘propaganda’ voor de badplaats hebben ingezien door
aandacht vanuit binnen- en buitenland voor de Prijs van Zandvoort en ‘namen daarom vanzelfsprekend genoegen met
eenige ongemakken …..’
De KNAC zelf was ook lovend over de race in Zandvoort en dit smaakte duidelijk naar meer;
“……Bij
menschenheugenis zal er wel geen sportevenement kunnen bogen op zulk
gunstigen samenloop van omstandigheden als de Prijs van Zandvoort van
de K.N.A.C., de eerste wegwedstrijd voor automobielen op een gesloten
circuit……….Op de overdekte tribune was plaats voor
2000 personen, op de drie open tribunes konden 3200 bezoekers worden
ondergebracht. In de morgenuren vertoonden deze nog leege plekken, maar
tegen één uur waren ze geheel bezet”.....”Het
succesvolle sportevenement was ten einde, de grondslag was gelegd voor
groote internationale wedstrijden. De Sportcommissie van de K.N.A.C.
staat thans voor een Grootsche taak, met wijde perspecieven"
(Op youtube staat een kleine geluidloze orginele video uit 1939 van deze allereerste auto-race in Zandvoort )
De 'paradestrasse' van Zandvoort;
Het ontstaan van het vaste circuit tijdens en net na de Tweede Wereld Oorlog
Het
succes van de autorace van 1939 gaf burgemeester Van Alphen het signaal
dat zijn visie, het aandacht vestigen op Zandvoort middels grote
race-evenementen, de juiste was.
Van Alphen bracht zijn visie samen met de uitbreidingsvisie van het dorp Zandvoort in het algemeen.
De
gemeente Zandvoort kwam in 1939 overeen met Jonkheer Quarles van Ufford
dat er ten noorden van het dorp een stuk van de jonkheer's duinen werden
aangekocht.
Toen de gemeente Zandvoort in 1940 formeel eigenaar was geworden van deze duinen verscheen er een plan.
Blikvanger in dit plan werd een groot wandelbos.
Om het wandelbos heen zou een autorenbaan komen in de vorm van
een ring. Men zou de duintopppen vrijhouden zodat er goed zicht zou
zijn op de 'ring' van Zandvoort. De inkomsten die de autorenbaan zouden
genereren moesten uiteindelijk zorgen voor de dekking van alle kosten
van het bosplan was de gedachte. Gemeten
naar onze huidge tijd doet dit plan wat malloot aan, 'rustig' wandelen
in aangelegde natuur gecombineerd met 'geluidsproduceerende'
racesport. Begin jaren veertig echter dacht men niet aan 'stil'
wandelen of 'harde geluiden' bij het racen. Dus het combineren van deze
beide soorten vrijetijdsbesteding was toentertijd duidelijk geen
belemmering.
Inmiddels was Nederland sinds 10 mei 1940 bezet door het Duitse
Nazi-regime. Dit maakte de uitvoering van plannen op gemeentelijk
niveau uiteraard des te lastiger. In den beginne handelde de Duitse
bezetter nog redelijk mild. Echter na de februaristaking van 1941
veranderde de houding van het Duitse regime en werd de sfeer grimmiger
en de verhouding tussen de Duitsers en lokale overheden verliep steeds
stroever.
Het 'Bosplan' wordt eind 1941 aangemeld bij de 'Rijksdienst voor
werkverruiming'. Van Alphen geeft in het officiele schrijven naar de
inspecteur aan dat 'de autorenbaan' van cruciaal belang zou zijn voor
de economie van Zandvoort en de belangstelling voor wedstrijden op een
geschikte baan met dito accomodatie vele malen hoger zal zijn dan die
van de race van 1939 op het volgens Van Alphen zelf 'tamelijk
primitieve stratencircuit'.
Volgens verhalen uit de overlevering bedacht Van Alphen
vervolgens een list om de Duitse bezetter ter goede trouw te komen.
Koste wat het kost wilde visionair Van Alphen namelijk door met de
circuit plannen.
Van Alphen zou zodoende de Duitsers via allerlei onofficiele
kanalen hebben laten weten dat de autorenbaan ook zeker gebruikt kon
worden als paradestrasse voor de overwinnaars van de oorlog.
Het zou een prachtige locatie zijn zo parallel aan de zee voor trotse
overwinnaars. En dat is ze uiteindelijk al meer dan zeventig jaar
natuurlijk ook geworden! Wat dat betreft was er ook niks gelogen aan de
geste van Van Alphen richting de Duitse bezetter!
Hoe het ook zij, ergens opmerkelijk krijgt Van Alphen begin 1942 groen
licht van de rijksdienst voor de uitvoering van het plan.
Midden in de Tweede Wereld Oorlog begint men dus zodoende in Zandvoort
aan
het bouwen van een racecircuit. Onder leiding van de Nederlandse
Heidemaatschappij begint in de zomer van 1942 de aanleg van het
traject.
Een flink aantal door de Duitse bezetter te werk gestelde Nederlanders
gaan aan de slag om de grond geschikt te maken voor het geplande
tracé van de racebaan.
De werkzaamheden aan de paradestrasse duren uiteindelijk maar een half jaar.
Inmiddels heeft Nazi-Duitsland dan besloten tot het aanleggen van de Atlantikwall, een
verdedigingslinie langs praktisch de gehele West-Europese kust.
Alles, dit geldt zeker voor de hele bouw-sector, staat vanaf dan in dienst voor de aanleg van deze Atantikwall.
Ook Zandvoort moet eraan geloven en wordt zwaar getroffen. Alle
bestaande bebouwing vanaf de zeereep tot 200 meter landinwaarts gaat
tegen de vlakte. De toentertijd nog chique ogende boulevard van Zandvoort wordt letterlijk plat gemaakt.
Het kurhaus, de watertoren en andere gebouwen worden vernietigd.
Zandvoort verandert in een spook-dorp.
Meer dan twee derde van de bevolking in Zandvoort wordt naar elders
´geëvacueerd´ door de Duitse bezetter.
Ook burgemeester Henri van Alphen werd verbannen uit Zandvoort. Hij ging in Velp inballingschap en werd vervangen door
een door de Duitse bezetter aangestelde waarnemende NSB-burgemeester.
Van Alphen zal ongetwijfeld toch een tijd in zak en as hebben gezeten in die periode van de Duitse bezetting.
'Zijn' Zandvoort was zwaar verminkt. De chique ogende kustlijn met al haar mooie bebouwing was definitief weggevaagd.
Echter in ballingschap te Velp begint Van Alphen ook weer vooruit te denken.
Het figuurlijke Nazi-monster dat nu zijn dorp letterlijk heeft
platgestampt zou gaan omvallen en dan konden de lelijke alles vernietigende voetsporen
worden uitgeveegd.
Van Alphen bedenkt zo in
het geniep, de Duitsers wilde hier natuurlijk niks van weten, samen met ingenieur Friedhoff uit Haarlem hoe
de Zandvoortse kust eruit zou moeten komen te zien na de oorlog.
De zuidelijke kuststrook zou gaan bestaan uit villa's voor de meer
welgestelde toekomstige bewoners. Aan de middenboulevard zou een groot
zomercentrum moeten verrijzen met onderandere een nieuw kurhaus,
casino, welness-faciliteiten, winkels en dergelijke vrijetijdsbestedingen.
Aan de noordelijke boulevard zou dan middelhoogbouw kunnen staan die schuin tegen de kustlijn werd geprojecteerd.
De duinen ten noorden van de laatste bebouwing zouden dan gebruikt worden
zoals dat ook al was gepland in de tijd aan het begin van de Duitse bezetting van Nederland.
Dat wil zeggen als recreatiegebied met een wandelbos en hieromheen een racebaan.
Op 7 mei 1945, twee dagen na de bevrijding van Nederland, keert Van
Alphen dan terug naar zijn geliefde Zandvoort met onder zijn arm het
inmiddels al opgetekende wederopbouwplan.
Nederland heeft zijn oude staatsvorm weer terug en dus dienen de
plannen van de teruggekeerde burgemeester door de gemeenteraad goed gekeurd te
worden. De burgemeester heeft inmiddels eigenlijk de pensioengerechtigde
leeftijd bereikt maar peinst er niet over te stoppen, evenmin de gemeenteraad
die Van Alphen met zijn uitstekende bestuurlijke vaardigheden nog een aantal
jaar willen behouden.
Niet het
gehele wederopbouwplan van de burgemeester haalde de eindstreep. Vooral de
middenboulevard werd niet voorzien zoals Van Alphen het bedoeld had. De plannen
werden simpelweg te grotesk bevonden en
afgeketst.
Misschien was een racecircuit ook wel een té groot plan voor het dorp.
Van Alphen benadrukte echter het economische belang van de autorenbaan
voor Zandvoort en de gemeenteraad was het succes van de 'Prijs van
Zandvoort' in 1939 ook niet vergeten.
Bovendien was er in de bezettingstijd natuurlijk al aan de aanleg van de paradestrasse begonnen.
Nog een andere reden om de plannen voor de racebaan door te zetten was
dat Zandvoort op deze manier bijna letterlijk een geweldige
stortplaats had voor het vele puin ontstaan door de sloop van het dorp
tijdens de Tweede Wereld
Oorlog. Veel van dit puin zou uiteindelijk terrecht gaan komen op het
circuit. Letterlijk gezien onder het circuit, als
fundering voor de baan.
Het aanvoeren van het puin richting het circuit
werd gedaan met een mobiel spoorlijntje waarop zogenaamde kipkarren, kleine
karren met een bak van plus minus 2 bij 1 meter, werden volgeladen en richting
het toekomstige circuit werden gebracht.
Een ruim jaar na de oorlog wordt in de herfst van 1946 de bouw van het circuit hervat.
Het plan 'autotoerbaan Zandvoort' werd aangemerkt als
wederopbouwproject. Enerzijds omdat het circuit werd gezien als
toekomstige economische motor en anderzijds omdat men tijdens de
werkzaamheden puin uit het dorp Zandvoort zou afvoeren en storten op de
geplande baan. Tijdens dit proces werden bovendien de nog bruikbare
bakstenen uit het puin gevist. Er was namelijk zwaar te kort aan
bakstenen voor de bouw-sector, en alles wat hergebruikt kon worden moest
worden benut.
Net zoals tijdens de aanleg van de paradestrasse
in de bezettingstijd werd het werk weer onder leiding van de Nederlandse
Heidemaatschapij uitgevoerd. Nu echter was de Heidemaatschappij dus
weer uitvoerder namens de Nederlandse regering en stelde men zich niet meer
in dienst van de Duitse bezetter.
De daadwerkelijke arbeidskrachten waren er nu in het kader van de ‘Dienst
Uitvoering Werken’, een pas opgericht overheidsorgaan die zo trachtte werklozen
aan het werk te houden op weg naar een echte baan.
Inmiddels heeft Burgemeester Van Alphen samen met een aantal kenners nog eens goed gekeken naar
het tracé van het circuit. Het moet immers niet zomaar een racepiste worden,
maar één van de betere van Europa!
Uiteindelijk
keken meerdere kenners naar het trace waaronder Piet Nortier (winnaar
van de prijs van Zandvoort in 1939), verscheidene KNMV-officieren maar
ook een aantal Engelse coureurs. De Engelse BRDA liet onderandere de
zeer ervaren Sammy Davis, de winnaar van de 24-uur van Le Mans in
1927, op de Nederlandse uitnodiging ingaan.
Zo krijgt de autorenbaan zijn uiteindelijke vorm. De vorm wordt niet
helemaal zoals een bijna ronde ring, als eerder ingetekend.
Dit kwam met name door het idee van KNMV-man
Cas Hunze. Hij opperde om de baan juist over een duinrug te laten lopen in plaats van er
voorlangs. Hierdoor werd de latere 'hoek van Tarzan' geen hoek maar een
ruime haarspeldbocht.
Na alle adviezen te hebben meegenomen ontstaat de uiteindelijke loop van het orginele circuit van Zandvoort.
Tijdens het FIA-congres in oktober 1947, een jaar nadat de
werkzaamheden aan de autorenbaan te Zandvoort zijn hervat, wordt het
nieuwe circuit van Zandvoort op de internationale
wedstrijdprogrammering gezet voor het aankomende seizoen.
In de zomer van 1948 zou er een wedstrijd voor internationale grandprix
racewagens worden verreden op het nieuwe circuit van Zandvoort.
De aanleg van de racepiste was inmiddels al een jaar aan de gang, maar wilde nog niet helemaal vlotten.
Dit kwam onderandere doordat de DUW-arbeiders zo maar naar elders konden worden gestuurd
door de overheid om aan andere, op dat moment belangrijker geachte, wederopbouwprojecten mee te helpen.
Bovendien was de winter van 1946/1947 lang en streng waardoor de
werkzaamheden langer dan gedacht stil kwamen te liggen.
Nu Zandvoort een belangrijke wedstrijd in het vizier had moesten de
werkzaamheden meer gewaarborgd worden volgens Van Alphen. Hij vroeg de
gemeenteraad om een krediet van een ruime 500.000 gulden om het werk
uit te besteden. De burgemeester benadrukte nogmaals dat 'de
animo voor wederopbouw van hotels en dergelijke in sterke mate
afhankelijk was van het aanzien van Zandvoort als centrum voor
internationale sportgebeurtenissen'.
De visie van Van Alphen werd versterkt door het feit dat er inmiddels
al twee keer motorraces waren georganiseerd op het stratencircuit dat
men ook in 1939 had gebruikt voor races. Deze wedstrijden waren
mateloos populair.
De gemeenteraad stemde uiteindelijk unaniem in met het verzoek van Van Alphen.
Echter ontving de gemeente Zandvoort van Gedeputeerde Staten in januari
1948 een schrijven waarin geen toestemming voor de werkzaamheden
werd verleend.
Inmiddels ging burgemeester Van Alphen in februari 1948 dan toch echt met pensioen.
Zijn opvolger, burgemeester Van Fenema, pakte de handschoen met verve
op.
Van Fenema, zelf liefhebber van de zwem- en motorsport, bestookt de
overheid met brieven en telefoontjes ten einde toch de toestemming te
verkrijgen om de werkzaamheden aan het circuit uit te kunnen voeren.
Op 19 maart 1948 zijn alle plooien tussen de verschillende overheden
glad getrokken en kunnen de werkzaamheden worden hervat. Het
oorspronkelijke accomodatieplan van het circuit wordt versimpeld door
ingenieur
Clijn. Clijn, ingenieur namens het rijk, had al de leiding over het
hele na-oorlogse bouwproces van het circuit. Nu echter moet er
haast gemaakt worden!
Het circuit moet dan nog helemaal geafalteerd worden.
Ook moeten er nog twee tunnels worden aangelegd, te weten tunnel
Oost en West. De klus lukt wonderwel net op tijd, en zo verschijnen er
ook een eenvoudige tribune, tioletten en een simpel pitgebouwtje.
Op zaterdag 7 augustus 1948 is het dan eindelijk zover!
Veel autoriteiten zijn aanwezig op de officiële opening van de autorenbaan.
Onder
toeziend oog van onderandere de minister van de Wederopbouw en ZKH
Prins Bernhard knipt mevrouw Van Alphen een lint door. Hiermee is de
autorenbaan te Zandvoort, die de naam van haar man en grondlegger zal
dragen, geopend.
Enkele ogenblikken later razen er voor het eerst racewagens over 'de
burgemeester Van Alphen weg' tijdens de allereerste 'Prijs voor
internationale racewagens' te Zandvoort.
De oorspronkelijke naam van het circuit, 'de burgemeester Van Alphen weg', werd overigens zelden gebruikt.
Al direct sprak men van het circuit of van de renbaan van Zandvoort. In
1967 werd door de gemeenteraad daarom besloten om het circuit ook
in officiele documenten louter nog zo te noemen. Zo verdween de naam
van burgemeester Van Alphen eind jaren zestig definitief van het circuit terrein.
De eerste plattegrond van het circuit uit 1948 met enkel de namen
'Hoek van Tarzan' en 'Hunze rug' als naam voor baandelen.
(Bron Circuits of the past)
Foto van de latere winnaar van de allereerste internationale race op het circuit van Zandvoort.
Op zaterdag 7 augustus 1948 won Prins Bira van Siam in zijn Maserati deze wedstrijd.
(Bron NHA/Fotobureau de Boer)
|
|